Van de site: http://www.icto.ic.uva.nl heb ik onderstaande tekst overgenomen.
In het kort wordt hier de piramide van Miller besproken.
Het is een hulpmiddel om de niveaus van bekwaamheid te schetsen en mijnsinziens is dit model breed inzetbaar.

In de context van het medisch onderwijs maakt Miller (1990) gebruik van een piramide om de niveaus te schetsen
waarop de bekwaamheid van geneeskundestudenten kan worden beschreven. Onderliggende niveaus vormen steeds het fundament
voor de bovenliggende laag.

Millers piramide:


Knows Het onderste niveau wordt gevormd door de kennis waarover een student moet beschikken om zijn toekomstige
taken als arts uit te kunnen voeren. Het kennisniveau kan worden vastgesteld met schriftelijke tentamens.

Knows how Op het volgende niveau gaat het erom of de student weet hoe hij die kennis moet gebruiken
bij het uitvoeren van zijn probleemoplossende taken.
Een geneeskundestudent weet bijvoorbeeld hoe hij een diagnose moet stellen en waar hij dan op moet letten.
Ook het niveau knows how is relatief gemakkelijk schriftelijk te tentamineren.

Shows how Op dit derde niveau laat de student zien dat hij kan handelen in een gesimuleerde omgeving,
onder meer op basis van zijn kennis. Het gaat hier dus om kennen en handelen (cognitie en gedrag).
De student weet niet alleen hoe hij een diagnose moet stellen maar toont ook dat hij die kan uitvoeren,
bijvoorbeeld op basis van een onderzoek bij een simulatiepatient.
In het geneeskundeonderwijs worden dergelijke vaardigheden vaak beoordeeld door studenten consulten te laten uitvoeren
bij simulatiepatienten (van der Vleuten & Driessen, 2000).
Ook binnen assessment centers wordt gebruik gemaakt van simulaties om vaardigheden te beoordelen.

Does Het bovenste niveau in de piramide betreft het zelfstandig handelen in de complexe praktijk van alledag.
Daarbij wordt een beroep gedaan op een geintegreerd geheel van kennis, vaardigheden, houdingen en persoonlijke eigenschappen.
In de geneeskundeopleiding gebeurt dit bijvoorbeeld tijdens het zelfstandig meedraaien in een ziekenhuis of huisartsenpraktijk.
Kenmerkend voor adequaat functioneren op dit niveau is dat de student geacht wordt in de praktijk gelijktijdig
verschillende rollen te kunnen vervullen: niet alleen die van medisch expert, maar ook die van raadgever en gesprekspartner
voor de patient, leidinggevende voor de verpleging, enzovoorts.
Iemand die goed functioneert op het niveau Does, kan beschouwd worden als competent.
Competentie is in het Nederlandse hoger onderwijs een veelgebruikt begrip.
Over het algemeen wordt ermee verwezen naar het geintegreerde geheel van kennis, vaardigheden,
(beroeps)houding en eigenschappen dat noodzakelijk is om taken te kunnen vervullen in specifieke realistische contexten.

Miller constateerde in 1990 dat er geen instrumenten voor handen zijn waarmee zicht kan worden gekregen
op het handelen van artsen op dit hoogste niveau. In een andere context, die van de opleiding en beoordeling van docenten,
worstelde men eind jaren tachtig met hetzelfde probleem. Shulman (1998) beschrijft hoe men in het Teacher Assessment Project,
dat eind jaren tachtig aan de Stanford University werd uitgevoerd, bij de beoordeling van de bekwaamheid
van leraren niet alleen wilde afgaan op scores van docenten in assessment centers.
Men wilde bij die beoordeling ook betrekken of docenten er in slaagden in hun eigen complexe beroepspraktijk
de aanwezige kansen voor het leren van leerlingen optimaal te benutten. Hoe docenten dat in de praktijk doen verschilt
van docent tot docent waarbij niet een aanpak de juiste is. Bovendien kan de ene praktijkcontext sterk verschillen
van de andere. Het maakt nogal wat uit of een leraar les geeft op een arme grote stadsschool in het hartje van Chicago,
met alle problemen van dien, of dat hij werkt op een keurige highschool in een middenklasse buitenwijk.
Om grip te krijgen op dit functioneren in sterk uiteenlopende praktijkcontexten werd van kunstenaars en architecten
het idee van een portfolio geleend.